Boom/Struik van de week: Frangula

Sporkehout

Sommige bomen moeten genoegen nemen met minder bekendheid. Sporkehout behoort tot die groep. Dat is overigens geheel ten onrechte, want het is juist een van de interessantste bomen waar veel over te vertellen valt. Toegegeven: zijn uiterlijk is niet spectaculair. Het is een kleine boom die niet hoger wordt dan vier meter, in ondergroei blijft hij wel lager. Hij komt veel voor op de zandgronden in het Oosten en Zuiden van ons land, ook wel in moerasbossen en venige grond. Elders is hij zeldzaam en op de klei ontbreekt hij. Oppervlakkig lijkt hij wel wat op de beruchte Amerikaanse vogelkers en bij opruimacties van deze vogelkers zullen heel wat sporkehoutbomen zijn gesneuveld moet men vrezen.

De bladen staan verspreid; zijn elliptisch, gaafrandig en matglanzend. De kleine bloemen zijn groenachtig wit en staan in kleine bundels bij elkaar. Ze vallen niet op, maar zijn het waarnemen zeker waard. De bloei begint in mei en gaat door tot eind september. De eerste bloemen die in mei bloeiden, zijn na een tijdje uitgegroeid tot rijpe zwarte bessen, die later bloeiden zijn groene bessen, de hele zomer zijn ook nog bloemen te zien en knoppen van bloemen. Wat zich hier voordoet noemen de Fransen ‘quatre saisons’. Tegelijk zie je aan een boom: bloemknoppen (winter), bloemen (voorjaar), onrijpe vruchten (zomer), rijpe vruchten (herfst). De bloemen vormen veel nectar en dat in een omgeving die doorgaans niet bloemrijk is. Bossen op arme zandgrond zijn dat niet. Omdat die bloemen zo lang bloeien, in feite permanent voor insecten, want die staan in de winter ook stil, zijn ze heel waardevol voor de biodiversiteit. Vooral insecten met een korte tong, zoals allerlei soorten graafwespen en korttongige bijen, zijn aangewezen op het sporkehout. Het is de belangrijkste boom voor bijen en wespen in de late lente en zomerperiode. De rups van de citroenvlinder is in Nederland bijna exclusief aangewezen op deze boom voor de bladeren als voedsel.

De wetenschappelijke naam was ‘Rhamnus frangula’. Daarvanbetekentde geslachtsnaamRhamnus’ ‘doornige struik’. Sommige rhamnussoorten hebben doornen. Recent is de naam veranderd in Frangula alnus. De nieuwe geslachtsnaam ‘frangula’ betekent ‘breekbaar’. Denk aan ‘fragiel’. Van het hout kunnen dan wel geen lange planken en balken worden gemaakt, toch werd het veel gebruikt. Door slagers voor vleespennen; door landbouwers voor pennen voor de rijf en door de buskruitmakers destijds als de leverancier van de meest zuivere koolstof. De soortaanduiding ‘alnus’ betekent ‘els’ vanwege het gelijkende blad.

Naast de naam ‘sporkehout’ komt de naam ‘vuilboom’ voor. De schors en bessen werken sterk laxerend. Kinderen in Brabant werden gewaarschuwd de bessen van deze boom niet te eten. Dit verklaart ‘vuilboom’.

‘Sporkehout’ is afgeleid van het Latijnse ‘spurcur’ of ‘vuil’ en verwijst dus naar hetzelfde effect op de darmen.

Tekst en foto’s: Aad van Diemen