Bodem, Water en Landschap werkgroep

De werkgroep Bodem, Water en Landschap van KNNV Breda heeft als eerste project gekozen voor een zoektocht naar de oude beekloop van 12.000 jaar geleden. Voor een breder begrip van deze loop dient deze globale landschapsbeschrijving.

De beek ligt in een dekzandgebied, heeft een eigen beekdalletje en stroomt vanaf ongeveer Gilze naar de Bavelse Berg. Het is in de voorbije eeuwen voortdurende vergraven en dichtgegooid; puur ter verbetering van de afvoer van het vanaf Gilze naar de Mark wegsijpelende water. Het gebied was altijd erg nat. Bij die Bavelse Berg komen er twee zijbeekjes bij, namelijk de Dorstse Leij (een vergraven beek die ontspringt bij Boswachterij Dorst) en de Molenschotse Leij (ook een vergraven beek die begint bij vliegbasis Gilze-Rijen. Samen stromen ze als Molenleij verder westwaarts om bij de Wilhelminasingel in uit te monden in de Mark. Het totale stroomgebied heeft een oppervlakte van 30 km². Per mm. neerslag komt er 30 miljoen liter water terecht. Een deel hiervan verdampt of trekt de bodem in. De rest van het water stroomt via de beek naar de Mark. Het eerste deel van de beeknaam heeft uiteraard met Gilze te maken. Voor het tweede deel verwijst Christ Buiks in zijn boek ‘Bossen en Beesten in de Baronie van Breda’ (2021) naar een document uit 1422. Daarin staat ’die wiltbraekwuwer te Alphen’ . ‘Wuwer’ blijkt een oud woord te zijn voor ‘wouwer’. Wouwers zijn gegraven visvijvers die vroeger langs de beek lagen en waar vis voor consumptie werd gekweekt.

OORSPRONKELIJK LANDSCHAP

In de voorbije ijstijden, toen dit deel van Europa één grote poolwoestijn was, hebben stormen hier dikke lagen zand afgezet, de dekzanden. Op meer lokale zandophopingen, ‘bergen’, zouden zich vanaf de vroege Middeleeuwen de eerste gehuchten ontwikkelen.

Hoogtekaart. Van zuid naar noord stroomt de Mark met de zijriviertjes in een rivierdal van tientallen kilometers breed, het ‘Dal van Breda’.  Dit begint in de Belgische Noorderkempen en wordt aan weerszijden begrensd door tientallen kilometers lange zandruggen. Westelijk ligt een zandrug langs Rucphen en Etten-Leur (groene pijl W.). Oostelijk loopt een zandrug van Baarle-Nassau via Gilze naar Oosterhout (groene pijl O.) Tussen beide zandruggen bevindt zich het stroomgebied van Mark en Aa.

VAN WOESTE NATUUR NAAR GEHUCHTENZWERM

De oudste menselijke gebruiksvoorwerpen van ongeveer 10.000 jaar oud, zijn gevonden bij Molenschot. Vondsten uit het einde van de Nieuwe Steentijd (4000-1500 v C.) op de vliegbasis, bij Eikberg en bij Lijndonk bewijzen de ontwikkeling van vaste woonplaatsen. Verder blijft het er tot de Middeleeuwen vrij rustig. De Romeinen hebben maar een paar munten achtergelaten. In de zevende eeuw kwam er in Gilze het eerste houten kerkje. In de eeuwen erna heeft de mens tussen IJpelaar, Dorst, Gilze en het Ulvenhoutse bos de oorspronkelijk ‘woeste’ natuur veranderd in een kleinschalig landschap. Met akkertjes op de bergen en er omheen beemden, oftewel de lagere, natte gebiedjes. Op de bergen ontstonden gehuchtjes zoals Kerkeind, Lijndonk, Tervoort, Bolberg en Eikberg. Hierop bevonden zich vooral losse groepjes boerderijen en akkertjes. Die bergen vormden samen een gehuchtenzwerm. Op de akkertjes bevinden zich de enkeerdgronden. Deze zijn ontstaan door het gedurende eeuwen opbrengen van heideplaggen en van dierlijke mest uit de stallen. Meer mest leidt tot hogere akkers, beter vasthouden van water en een grotere vruchtbaarheid. De akkers zijn bol, omdat de boeren van buiten naar binnen ploegden. De meeste kavels werden begrensd door houtwallen die ook brand- en geriefhout leverden. In de lagere beemden hebben zich beekeerdgronden ontwikkeld. Ook deze zijn humushoudend, want ook hier is organische mest toegevoegd. Maar omdat ze lager liggen en vooral ook wisselende grondwaterstanden hebben, heeft de bodem zich hier anders ontwikkeld. Vaak is er ook leem te vinden. Er liggen sloten en een enkele beek; met soms wat verstrooid bos. Hier graasde het vee en haalde men er hooi en wat turf uit. Akkerbouw is hier niet goed mogelijk.

Kaart 1870. Bolberg met een tiental boerderijen (met rode blokjes aangegeven), beemden lichtgroen langs de Wouwerbeek, akkers rond  Bolberg(wit), bos (donkergroen), heide (roze) onder Bolberg. De puntjes langs perceelsranden zijn bomen. De groene stroken zijn houtwallen. De Gilzewouwerbeek heeft op deze kaart al zijn rechte loop. Die is in het nieuwe natuurgebied nauwelijks veranderd.

AANTASTING NATUUR

Rond 1900 kwamen er grote veranderingen in het landschap. Goedkope wolinvoer van ver weg concurreerde de regionale wolproductie weg. Schapen, en daarmee de heidevelden als graasgebieden, werden minder belangrijk. Gevolg was dat de heide ging ‘verbossen’. Het landschap werd geslotener. In 1902 werd het prikkeldraad uitgevonden. Dit was minder ‘grondverspillend’ dan levende erfafscheiding. Houtwallen konden worden gesloopt. Het gevolg was dat het akkerlandschap opener werd. Tot slot maakte de uitvinding van kunstmest de dierlijke mest minder belangrijk. Die leidde tot productievere en grootschaliger landbouw, maar de soortenrijkdom werd minder. De eerste grootschalige ingreep vond in 1971 plaats (aanleg  A58). Een ruilverkaveling volgde in 1980 waardoor de laatste karaktertrekken van het kleinschalige landschap verdwenen. Op de hogere gronden kwamen maïsakkers en de laatste houtwallen verdwenen. Het landschap werd weidser dan ooit. Versnelde waterafvoer leidde tot sterke verdroging. Door de jaren heen zitten landbouw, natuur, waterbeheer, wegenbouw- en stedenbouw elkaar steeds meer in de weg. De kwaliteit van flora, fauna, bodem, water en landschap is afgenomen; versterkt door overbemesting en bestrijdingsmiddelengebruik. Met een verdere ontgroening van het Bredase buitengebied als gevolg. Dit laatste wordt steeds vaker gecompenseerd door elders bos aan te planten of parken in te richten. Binnen de gemeente Breda gebeurt dit al vanaf de jaren tachtig.

ONDERZOEKSGEBIED GILZEWOUWERBEEK

Het Natuurpark Gilzewouwerbeek, zoals de Gemeente Breda dit noemt, is het meest recente compensatievoorbeeld. Het ligt tussen agrarische percelen, is 17,5 ha. groot (1km. x 0,175 km²) en is in 2012 geopend. Het dient als buffer tussen drie geplande nieuwbouwlocaties (Bavel-Zuid, Lijndonk, Tervoort). Die bouwlocaties zijn er door de woningmarktcrisis (nog?) niet gekomen.

Kaart 2012. De beek stroomt van rechtsonder (donkerblauwe stip bij zuidelijke ingang Blookweg) naar linksboven (donkerblauwe stip – bij nr. 8 – bij noordelijke ingang Eikbergseweg/Lijndonkseweg). De inrichting is deels geïnspireerd op de situatie van voor 1870. Wel is een wat slingerende beekgeul met glooiende hellingen en een zomer- en een winterbed gegraven. Uit deze geul is de voedselrijke toplaag verwijderd; op veel plekken duikt leem op. De vrijkomende, voedselrijke grond is verwerkt op de hogere delen. Bij zware regenval treedt de Gilzewouwerbeek hier buiten haar oevers . Het is een waterbuffer die wateroverlast stroomafwaarts helpt voorkomen.

FLORA EN FAUNA

Door ecologisch beheer en natuurontwikkeling zijn interessante gebiedjes ontstaan. Door de verbeterde waterkwaliteit en het beheer zijn voor onder andere vlinders en libellen aantrekkelijker oever- en waterbegroeiingen ontstaan. Het park is een stapsteen in de te ontwikkelen ecologische verbindingszone tussen het Ulvenhoutse bos en Chaamse bossen en de Boswachterij Dorst. Eén van de soorten die daar profijt van kan hebben is de boomkikker. Er liggen zeven poelen, waarvan er vier regelmatig door de beek overstroomd worden. Drie poelen liggen op enige afstand op hogere grond, bestemd als voorplantingswater voor amfibieën. Aan de noordkant, bij de Bolbergseweg is een stuw vervangen door een vistrap, zodat vissen de beek weer kunnen opzwemmen. Aan de zuidkant, bij de Blookweg, ligt nog een stuw. Drie ha. is aangeplant met inheemse, vooral besdragende, bomen en struiken. Een bestaand bos is gekapt en de stobben zijn in stobbenwallen verwerkt. Deze moeten overgroeid raken met struiken, zoals bramen. Het zijn schuilplaatsen voor kleine zoogdieren en vogels. In 2015 en 2016 is de fauna geïnventariseerd, met accenten op vissen, amfibieën, reptielen en insecten (bijen, wespen, bijen en vlinders). Hoe de situatie nu is is niet bekend.

VERVOLG WERKGROEP BODEM, WATER EN LANDSCHAP

Er ligt nu hoopgevende informatie waarmee de werkgroep de vastgelopen zoektocht naar de oude loop een nieuwe impuls kan geven. Daarmee kan dit het beeld van het vroegere en huidige landschap verder verrijken. Wat dit laatste betreft is het ook interessant om aan de hand van flora en fauna te beoordelen wat de herinrichting in 2012 heeft opgeleverd. Dit is echter aan anderen om in kaart te brengen.

Wiet Kerkhoven

Verslagen en berichten:

Enquete 2021

Jaarverslag werkgroep 2021

Bolberg Project

Een opmerkelijk bodemprofiel bij Bavel

Studiedag N.B.A.G.