Boom/Struik van de week: Rosa

Hondsroos en egelantier

‘Een roos is een roos is een roos’ is een bekende regel van Gertrude Stein in het gedicht ‘Sacred Emily’ uit 1922. Over deze uitspraak is veel diepzinnigs gezegd en geschreven. Eenduidig is de uitspraak niet geworden. Wel is duidelijk dat die discussie alleen mogelijk is omdat het woord ‘roos’ drager is van veel betekenissen. Het is een naam voor een plant natuurlijk, maar ook een symbool voor liefde, schoonheid, beschaving, bloed van Christus en nog zo wat. Roos is ook een vrouwenvoornaam.

Al heel vroeg is de roos in cultuur gebracht en ook al heel vroeg waren er gevuldbloemige rozen. Dat beeld is zo sterk, dat bij iedereen het beeld van een roos, dat van een gevuldbloemige roos is.

De meest voorkomende wilde roos is de hondsroos (Rosa canina). Hij komt overal in Nederland voor en staat ook in het Markdal in Breda. Het is een grote, losse , rechtopgaande struik met lange boogvormig overhangende takken. De struik wordt 2 tot 4 meter hoog, maar klimt soms nog hoger met behulp van een boom. De bladen zijn 5-7-tallig en reukloos. Aan de stengels zitten stevige haakvormige stekels. Nee, rozen hebben geen doornen, want dat zijn puntige takjes zoals de sleedoorn die heeft. Bij rozen en ook bij bramen zijn de stekels een onderdeel van de bast. Je kunt ze zijdelings wegduwen.

De bloem van de hondsroos is meestal roze, soms wit. De bottels zijn klein en rood. De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Rosa’ stamt uit het Grieks en heeft waarschijnlijk een niet- Indo-Europese oorsprong. De soortaanduiding ‘canina’ betekent ‘honds’ en de Nederlandse naam is daar dus de letterlijke vertaling van. De toevoeging ‘honds’ betekent ‘minderwaardig’. We zien dat ook bij ‘hondspeterselie’ en ‘hondsviooltje’. De betiteling ‘honds’ stamt uit de eerste eeuw voor Christus, waar toen al een verschil werd gemaakt tussen de gecultiveerde roos en de wilde roos. De hondsroosstam was, en is, wel goed om er de gecultiveerde rozen op te enten.

Een roos die veel lijkt op de hondsroos is de egelantier(Rosa rubiginosa). Deze roos is ook rechtopgaand, maar meer gedrongen en met korte takken. Hij wordt niet hoger dan 1,5 tot 2,5 meter. Deze roos heeft ofwel allemaal dezelfde haakvormige stekels; ofwel daarbij ook nog naaldvormige stekels. Het meest duidelijke verschil met de hondsroos is echter de geur van de bladeren. De onderzijde van het blad is dicht bezet met kleverige, naar appels of wijn ruikende roodbruine klieren. Die geur kun je ruiken als je er langs loopt, maar komt veel sterker los als je een blad even wat kneust. Het blad is verder net als de hondsroos 5-7-tallig. De bloem is dieproze tot rood.

De wetenschappelijke soortaanduiding ‘rubiginosa’ betekent ‘roestbruin’ en heeft betrekking op de kleur van de klieren. De Nederlandse naam ‘egelantier’ heeft mij altijd heel sierlijk in de oren geklonken; omdat het lijkt op ‘elegant’? Hij  gaat echter terug op het Latijnse ‘aculeus’ en dat betekent ‘stekelig, puntig’.

Deze roos komt veel minder vaak voor; het meest nog in de duinen en Zuid-Limburg. Toch ben ik hem een paar maal tegengekomen in Breda o.a. in de natuurtuin bij Wolfslaar. Als je goed zoekt vind je er vast ook een in het Markdal.

Tekst en foto’s: Aad van Diemen